DE GESCHIEDENIS VAN HET WERKTEATER IN EEN NOTENDOP

De geschiedenis van het Werkteater is rijk, complex, grillig, divers en heel boeiend. Wie er genuanceerd kennis van wil nemen raden we dan ook ten zeerste aan om het mooie boek van Margot van Schayk, Hallo Medemens!, te lezen of er goed in te grasduinen. Hieronder volgt een mini-geschiedenis van het Werkteater, grotendeels samengesteld uit quotes uit het boek van Margot van Schayk en met een zelfde periode-indeling.

DE LEDEN

Bij oprichting bestond de groep uit de leden Yolande Bertsch, Cas Enklaar, Peter Faber, Marja Kok, Jan Joris Lamers, Hans Man in ’t Veld, Daria Mohr, Rense Royaards, Shireen Strooker, Gerard Thoolen, Herman Vinck en Helmert Woudenberg. In 1972 kwam daar Joop Admiraal bij, in 1974 werden Olga Zuiderhoek en Frank Groothof lid en in 1980 ook René Groothof. Jan Joris bleef maar één jaar en in de loop van de tijd vertrokken, soms slechts voor een kortere periode, ook andere leden.

ONTSTAAN 1969-1970

De vroegste plannen om een nieuwe toneelgroep op te richten ontstonden eind september 1969 bij Jan Joris Lamers, die net als regisseur was afgestudeerd aan de Amsterdamse Toneelschool. Hem was door Jan Kassies, de directeur van de Toneelschool, ingefluisterd dat de minister van Maatschappelijk Werk en Cultuur, Marga Klompé, mogelijk geld zou geven aan een theaterexperiment, een soort laboratorium waarin vernieuwing centraal zou staan. Eén jaar later, in september 1970, zou Het Werkteater van start gaan. In de oprichtingsstatuten van de coöperatie werden de doelen van de Koöperatieve Vereniging Het Werkteater als volgt geformuleerd:

  • hervinding van de mogelijkheden van de acteur
  • onderzoek naar ieders functioneren binnen de groep en het functioneren van de groep als totaliteit;
  • onderzoek naar de functie van het publiek;
  • het creëren van een permanente werkruimte, waar het publiek optimaal de kans krijgt bij het theatergebeuren betrokken te zijn.

IN HET LABORATORIUM 1970-1972

Gedurende de onderzoeksperiode van Het Werkteater zijn verschillende werkwijzen uitgeprobeerd: werken aan de hand van een (toneel)tekst, een thema, werken met de hele groep, met een opgedeelde groep, werken op basis van een eigen idee of op verzoek van buitenstaanders, werken met een artistiek driemanschap als artistieke leiding, met een zogenaamde stimulator en ga zo maar door.
Bepaalde vooraf bedachte structuren bleken in de werkelijkheid niet te functioneren; een succesvol resultaat kwam vaak toevallig tot stand, na veel chaos en discussies. Telkens werd nieuwsgierig naar alternatieven gezocht.
Na twee jaar onderzoek ‘in de speeltuin’ kon het Werkteater als een volwaardig gezelschap verder vorm geven aan de theatervernieuwingen die de oprichters in 1970 voor ogen hadden gestaan.

GROEI EN BLOEI 1972-1977

De eerste zeven jaar van Het Werkteater werden gekenmerkt door een vrijwel onophoudelijke stroom voorstellingen die, vaak naar aanleiding van maatschappelijke thema’s, meestal op basis van improvisaties, uit het niets werden gecreëerd. Het mag bijna miraculeus worden genoemd dat de groep erin slaagde om op zoveel verschillende fronten tegelijk de ballen hoog in de lucht te houden: optredens voor doelgroepen door het hele land, optredens voor een regulier theaterpubliek op het Kattengat, ad-hoc-optredens bij acties en manifestaties, optredens voor kinderen en, tijdens lange zomertournees, optredens in de tent waarbij de spelers zich weer van een heel andere kant lieten zien.

NIEUWE BRONNEN 1977-1982

Er wordt geleidelijk aan een verandering merkbaar binnen Het Werkteater. De beker van het engagement leek zo langzaamaan leeggedronken en de acteurs kregen behoefte aan een nieuwe uitdaging. Er werden nieuwe inspiratiebronnen gezocht, die in eerste instantie gevonden leken te worden in zelfonderzoek. De sociale betrokkenheid die tot dan toe een belangrijk kenmerk van de voorstellingen was geweest, zou in de komende periode geleidelijk plaats gaan maken voor de identiteit van de acteur zelf. Daarnaast bleek ook bestaand toneelrepertoire steeds vaker de basis van een Werkteater-voorstelling te kunnen zijn. Er werden deze periode ook veel voorstellingen op festivals en in theaters in het buitenland gespeeld. In het Engels, Duits, Frans en ook een keer in het Italiaans.

EINDE VAN EEN COLLECTIEF 1982-1984

Na een periode waarin er een duidelijk verschil in visie was ontstaan, was het tijd alle opties te bespreken en naast elkaar te leggen. De een zou het liefst een nieuwe start maken en verder gaan onder een andere naam en met nieuwe doelstellingen; de ander had plannen om met Het Werkteater geheel nieuwe terreinen te gaan exploreren, bijvoorbeeld video of zelfs dans.
De polarisatie binnen het gezelschap kwam in de programmering zomer 1982 duidelijk tot uitdrukking. Joop Admiraal, Frank Groothof, René Groothof, Hans Man in ’t Veld, Herman Vinck en Helmert Woudenberg speelden (met gastacteurs) Ristorante Guatelli, een voorstelling die zich het best liet omschrijven als een vrolijke, muzikaal omlijste familieklucht à la Zwoele zomeravond. De tweede voorstelling, Avondstuk II (gemaakt door Marja Kok, Yolande Bertsch, Cas Enklaar, Daria Mohr en Rense Royaards), brak in vrijwel alle opzichten met de tenttraditie van Het Werkteater en joeg menig toeschouwer en criticus verontwaardigd de tent uit.

AFSCHEID DUURT HET LANGST 1984-1986

Alhoewel in mei 1984 besloten werd om het accent weer op gezamenlijke groepsprojecten te leggen, zou de volgende (en laatste) fase in de geschiedenis van Het Werkteater opnieuw gekenmerkt worden door een ingewikkelde strijd. Vanaf september 1984 ging Shireen Strooker op Kattengat 10 leiding geven aan een eigen groep jonge acteurs. Dit initiatief, overigens met goedkeuring van de andere leden tot stand gekomen, luidde een definitieve scheiding der geesten in.
Zo vestigde zich op de bovenste verdieping van Kattengat 10 aan het begin van seizoen 1984-1985 Werkteater 2 , dat bij oprichting bestond uit: Shireen Strooker, Toon Agterberg, Judith Hees, Kenneth Herdigein, Neel Holst, Lieneke Ie Roux en Maarten Wansink. Na besprekingen met het ministerie van WVC kreeg Werkteater 2 formeel de status van een studio-groep met als doel ‘verjonging van Het Werkteater’. De groep zou zich gedurende een jaar mogen bewijzen.
De rest van Het Werkteater, vanaf dat moment Werkteater 1 geheten, werd met drie nieuwkomers uitgebreid en bestond met ingang van seizoen 1984-1985 uit: Joop Admiraal, Yolande Bertsch, Cas Enklaar, Frank Groothof, René Groothof, Daria Mohr, Herman Vinck, Anne Buurma, Paul Prenen en Carla Reitsma. Hans Man in’t Veld was verbonden met zowel Werkteater 1 als met Werkteater 2.
Beide groepen probeerden zo om alles wat ‘des Werkteaters’ was nieuw leven in te blazen en over te dragen op een nieuwe generatie theatermakers.

…EN NOG EEN PAAR NAMEN

Er waren door de tijd heen diverse gastacteurs en stagiaires bij projecten van het Werkteater betrokken. Zo werkten bijvoorbeeld Arjan Ederveen en Kees Prins (De Duo’s) en Dorijn Curvers een periode lang aan veel producties mee.
Paul Prenen en Rob Boonzajer hebben bij zeer veel projecten muziek gemaakt en/of gespeeld (en meegespeeld).
Achter de schermen (en soms er voor) hebben o.a. Ida Mager, Maria van der Woude, Roel van Eekhout en Martine Nijhoff zich met hun diverse talenten gedurende veel of nog veel meer jaren ingezet voor het welvaren van het Werkteater.
Allerhande techniek werd door de jaren heen door onnoemelijk velen verzorgd, o.a door Bernd Wouthuysen, Henk Veltkamp, Charles Kersten, Daan Wouthuysen, Onno van der Wal en Claudio Guatelli.